Media
Naar aanleiding van een recordopkomst op de marathon van Antwerpen vroeg het Nieuwsblad mijn mening over deze groeiende populariteit van deze mythische afstand.
Originele bron Het Nieuwsblad: https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20241020_96447444 Een recordaantal lopers stond gisteren aan de start van de Antwerp Marathon: 19.000 sportievelingen. 12.000 deden mee aan de halve marathon, tweeduizend aan de tien kilometer. maar liefst 5.000 kozen voor een helse 42 kilometer. Wat ooit een nichesport voor atleten was, is nu een mini-festival waar een breed publiek aan meedoet. “De cijfers zijn ongezien”, zegt Jeroen Scheerder, hoogleraar sportpsychologie (KU Leuven). “Volgend jaar verwacht de organisatie dat een kleine tienduizend mensen de marathon zullen lopen. Decennialang kwamen we nauwelijks aan duizend man. Bijna een tienvoud dus.” Ook bij onze Noorderburen werd een record verpulverd: 22.500 hardlopers liepen zondag de marathon van Amsterdam. Een klein festival Volgens Prof. Scheerder staat pret en beleving op zo’n marathon-event centraal. “Dat bewijst het parcour. Vorig jaar liepen deelnemers één grote ronde. Nu lopen ze een kleinere cirkel twee keer. Dat is interessant voor de supporters. Vroeger stond er geen kat, nu staat een grote massa aan de zijlijn.” Daar zit de muziek en de ambiance ook voor iets tussen, zegt bewegingspsycholoog Cedric Arijs. “De marathons worden steeds grootser opgezet. Het lijken wel festival. Er schuilt vaak marketing achter, met leuke standjes. Dat maakt dat mensen het willen meemaken. Er bij willen zijn.” Strava-effect “Anderzijds is er ook technologie die ons ondersteunt. Denk aan smartwatches of online loopschema’s binnen handbereik die het een beetje makkelijker maken.” Arijs spreekt van het Strava-effect. “Je krijgt complimenten en likes als je gaat lopen. Die achterban die je steeds aanmoedigt, zorgt voor extra motivatie. De keerzijde is dat sommigen zeggen: als het niet op Strava staat, telt het niet. Dat is natuurlijk niet waar.” “Dit is typerend voor een maatschappij waar mensen met onzekerheden kampen”, zegt prof. Scheerder. “We compenseren die onzekerheden met apps als Strava die tonen: op sportief vlak zet ik mezelf voldoende op de kaart.” Graag traag “In een tijd waarin mensen geen tijd hebben, kiezen ze net voor die sport die heel veel tijd vraagt”, merkt prof. Scheerder op. “Sommigen doen over een marathon zes uur en ook dat blijkt een trend. We gaan naar slow marathons waarbij het niet de bedoeling is om het supersnel te doen. De deelnemers denken: wat mijn tijd ook wordt, ik wil hem gewoon uitlopen. Het draait minder om competitie, maar eerder om een vinkje op de bucketlist. Een soort visitekaartje. Daardoor krijg je een meer uitgereikt publiek.” Vroeger gingen mensen naar het buitenland om een marathon te lopen. Denk aan de iconische New York Marathon. “Dat doen we nog steeds, maar ondertussen kan het ook gewoon in je achtertuin. Uit ons onderzoek blijkt dat gemiddeld 8 op de 10 deelnemers uit eigen land komen. Ook daardoor verlaag je de drempel voor mensen die nog nooit eerder een marathon liepen.” Prestatiemaatschappij “Wat vroeger een grote afstand leek, is nu meer standaard geworden”, zegt Arijs. “Een marathonafstand is niet langer een mythische afstand. De grens wordt steeds verlegd en extremen worden opgezocht. Vandaar dat ultralopen ook aan een opkomst bezig is. We zien sowieso dat we in een prestatiemaatschappij leven waarin we steeds hoger willen mikken.” En daar schuilt gevaar in. “We willen een goede job, een fijn gezinsleven, veel vrienden en ook nog eens fysiek tot het uiterste gaan. Maar niet iedereen hoeft dat te doen om het gemaakt te hebben. Wie het niet kan, denkt vlug: wat een nobody ben ik. Die mensen raken ontmoedigd door alle marathonlopers. Ga jij vijf kilometer lopen aan een trager tempo? Dan is dat ook super. Een marathon lopen mag niet de nieuwe norm worden” Nog een gevaar van de marathontrend: de mindset no pain, no gain. “Die waait over van de topsport en gewone mensen willen die kopiëren. Een mens is zeker tot veel in staat op wilskracht. Sommigen zullen die marathon dus uitlopen op mentale kracht, maar gezond is dat niet. Het is niet zomaar een kwestie van verstand op nul te zetten. Ik hoor niet graag mensen zeggen: de dertig kilometer is me al vaak gelukt. Die twaalf loop ik wel uit op karakter.”
0 Comments
Interview voor de online krant van het UZ Gent
Dialoog - Oog voor obsessief opgepompte spieren - UZL 159 | juni – juli – augustus 2024 (uzgent.be) AAN HET WOORD
Steeds meer jongeren doen fanatiek aan krachttraining in fitnesscentra. Dat lijkt een gezonde evolutie, maar een overmatige focus op spiermassa kan ook hun lichaamsbeleving verstoren. Sommigen drijven het zo ver dat hun sociaal leven stilvalt. Vanaf wanneer spreken we van bigorexia nervosa? En hoe begeleiden we jongeren die daarnaar dreigen af te glijden? Adelheid Steyaert: 'We zien nog altijd meer jongeren die te weinig sporten dan jongeren die te veel sporten. Maar ik merk wel een nieuwe trend van 15- à 17-jarige jongens die met hun ouders naar ons komen omdat hun omgeving zich zorgen maakt. Zij hebben nog geen bigorexia maar ze trainen wel zeer intensief zonder dat ze de juiste achtergrondkennis hebben — en dat houdt zeker risico's in. Ze laten zich leiden door digitale kanalen en schatten amper in wat een betrouwbare informatiebron is. Die groep heeft nood aan opvolging, om te vermijden dat het ontspoort.' Cedric Arijs: ‘Dat klopt. De prevalentie van bigorexia is nog onvoldoende in kaart gebracht, maar een Australische studie uit 2022 spreekt over 2 procent. Bigorexia nervosa of muscle dismorphia valt onder de obsessief-compulsieve stoornissen, waarbij patiënten een vertekend beeld van hun lichaam hebben en de grootte en vorm van hun spieren verkeerd inschatten. Zoals een anorexiapatiënt die zichzelf in de spiegel ondanks ondergewicht nog te dik vindt. Bigorexia vertoont ook veel gelijkenissen met beweegverslaving. Patiënten hebben geen mentale vrijheid meer omdat hun sportdrang zodanig overheerst dat hun sociale, school- of werkactiviteiten eronder lijden. Ze vergelijken zich overmatig met anderen en krijgen last van moodswings, schuldgevoelens en frustraties als ze niet sporten of iets minder gezond eten.’ Guy T’Sjoen: 'Bij de dienst Endocrinologie klopt deze patiëntenpopulatie vooral aan met hulpvragen rond anabolicagebruik of de bijwerkingen daarvan, bijvoorbeeld op het vlak van fertiliteit. Een recente studie becijferde dat van alle mensen die naar de gym gaan, 2,5 procent verboden middelen gebruikt. Dat is heel veel. Toegegeven, kortdurend anabolicagebruik veroorzaakt op endocrinologisch vlak doorgaans weinig problemen. Maar er is geen kwaliteitscontrole op die producten. Je weet dus niet wat je binnenkrijgt. Sommigen nemen zelfs nieuwe preparaten die alleen op muizen zijn getest.' Adelheid Steyaert: 'De algoritmes van TikTok en Instagram-fitfluencers hebben een gigantische impact. Jongeren worden digitaal een soort tunnel ingezogen. Ze horen tips zoals dat ze alleen eiwitten mogen eten en alle suiker moeten bannen, wat nonsens is. Er is niets fout met krachttraining voor jongeren die nog niet volgroeid zijn, maar je moet het wel met een verantwoorde omkadering doen, met oog voor evenwichtige voeding, voor overbelasting, voor het mentale aspect, enzovoort. Ik probeer jongeren meestal warm te maken om een paar keer onder begeleiding van onze kine's te trainen, zodat ze ontdekken wat gezond trainen is. Als het even kan, geven we hen ook info over gezonde voeding mee.' Er is niets fout met krachttraining voor jongeren die nog niet volgroeid zijn, maar je moet het wel met een verantwoorde omkadering doen. PROF DR. ADELHEID STEYAERT 'Ik zie een aantal gelijkenissen tussen bigorexia en RED-S (Relatieve Energy Deficiency in Sport), zoals het medisch contact zoeken als er blessures zijn of de prestaties niet meer verbeteren. Ook de therapie is gelijklopend, met een intensieve multidisciplinaire aanpak. Zowel bij RED-S als bij bigorexia moet je een breed multidisciplinair team inzetten met een arts, een psycholoog, een diëtist en een kinesist. Het probleem is dat daar in België geen kader voor bestaat. Dit soort patiënten help je niet in een consultatie van 15 minuten. Eerst praat je lang met de patiënt en zijn naasten, en dan moet je ook nog het hele behandelteam op dezelfde lijn krijgen. Anders spelen deze patiënten je tegen elkaar uit om toch maar hun ding te blijven doen.' Cedric Arijs: 'Studies tonen ook bij bigorexia een positief effect van antidepressiva, maar die genieten zeker niet de eerste voorkeur. Het meest aangewezen is cognitieve gedragstherapie, waarbij je ziekte-inzicht aanleert en oefent om obsessieve gedachten in perspectief te plaatsen. Zo kunnen patiënten bepaalde gedachten leren veranderen en weer vrijheid voelen. Laat hen enkele keren trainen zonder spiegels, weegschalen of trainingsschema's. Dat wringt in het begin, maar zo leren ze weer te genieten van een beweegmoment en merken ze dat hun lichaam niet zo snel verandert als ze vrezen. Een andere uitdaging is dat ze zichzelf opnieuw leren zien zoals ze zijn. Daarvoor is het nuttig om hun omgeving in te schakelen en hen terug een normaal lichaamsbeeld te geven ten opzichte van de valse perfectie online.' Guy T’Sjoen: 'Ik merk dat het bij patiënten met langdurig anabolicagebruik moeilijk blijft om de poort naar een gesprek met de psycholoog te openen. Velen beschouwen het sporten zelf als een vorm van therapie. Als je polst wat hen drijft om ongezonde praktijken toe te passen, vermijden ze het om naar de kern te gaan. Spreken over je zelfbeeld is een moeilijk onderwerp, en misschien wel extra voor tienerjongens. Terwijl zij net zeer gevoelig zijn voor irrealistische schoonheidsidealen die ze via Instagram of films binnenkrijgen. In onze maatschappij wordt er wel al iets vaker gepraat over body positivity en de utopie van het perfecte lichaam, maar tot hiertoe gaat dat bijna alleen over het vrouwelijk lichaam. Terwijl bodyshaming ook bij jongens aanwezig is. Misschien moeten we dringend daarover het debat eens aanzwengelen.' Gazet Van Antwerpen vroeg mijn mening over het steeds populairder worden van de marathonafstand, ook bij recreatieve sporters.
Origineel artikel: https://www.gva.be/cnt/dmf20240430_93763683 Waarom marathonlopen steeds populairder wordt: “Een ‘gewone’ afstand is niet meer zo spectaculair” Een marathon, 42 lange kilometers: vroeger leek het voor bijna iedereen een onmogelijk doel. Maar de jongste jaren is de sport aan een opmars bezig. Marathons in Londen, Parijs en New York zijn in een mum van tijd uitverkocht. En ook voor de Antwerp Marathon gaan de inschrijvingen als een speer. Waarom willen zo veel mensen plots die 42 kilometer uitlopen? “Ook de beleving speelt een grote rol, net als de prestatiedruk”, zegt sportpsycholoog Cedric Arijs. Een loopnummer verzekeren voor de marathons in steden als New York, Londen of Parijs wordt steeds moeilijker. Jaar na jaar wordt het aantal mensen dat aan een marathon wil deelnemen groter. Ruim 840.000 mensen hebben zich aangemeld om volgend jaar deel te nemen aan de marathon van Londen. Terwijl ‘slechts’ 53.000 lopers de kans krijgen om daadwerkelijk mee te lopen. Dat het marathonlopen in opmars is, weet ook sportpsycholoog Cedric Arijs. In zijn praktijk helpt hij sporters om beter te presteren door middel van psychologische begeleiding en coaching. Dat mensen tegenwoordig meer bezig zijn met gezondheid is een goede zaak volgens hem. “Bewegen is gezond, en gelukkig is dat idee aan het groeien.” Lopen in het bijzonder heeft één groot voordeel: het is in vergelijking met andere sporten heel laagdrempelig. “Dat is altijd al een succesfactor geweest. En dat zal ook altijd zo blijven”, vertelt Arijs. “Een goed paar loopschoenen is eigenlijk het enige wat je nodig hebt om te kunnen vertrekken van aan je eigen voordeur. Dat maakt het zo makkelijk om te starten.” Dat lopen, en marathonlopen in het bijzonder, juist de jongste jaren aan populariteit wint, is niet verwonderlijk. De opmars van de sport wordt vaak in verband gebracht met de coronaperiode. “Toen hebben we zeker een stijging gezien van het aantal mensen dat wil bewegen, liefst ook in de natuur.” Lopen was toen een van de enige activiteiten die je kon doen. “Voor sommigen is die belangstelling ook na de epidemie gebleven.” Beleving Maar ook andere factoren spelen een rol. Zoals de groots opgezette events die marathons geworden zijn. “Een marathon omvat tegenwoordig niet enkel en alleen maar de prestatie. Ook de beleving speelt een grote rol”, vertelt Arijs. “Lopen is daardoor ook niet meer een solitaire sport. Het is echt een beleving om daar met duizenden mensen te lopen.” Ook de aankleding en de marketing van die events lokt heel wat mensen. “Het wordt allemaal professioneler in beeld gebracht. En de aanloop naar zo’n marathon wordt heel visueel in kaart gebracht en gebruikt om mensen warm te maken om er deel van uit te maken.” Prestatiedruk Volgens Arijs is de populariteit van marathons ook deels te wijten aan onze prestatiemaatschappij. “Een ‘gewone’ afstand is niet meer zo spectaculair. Mensen kijken niet meer op van de 10 Miles. Dus is de marathon het volgende doel.” En zelfs dat blijkt voor sommigen niet voldoende. “Ook het ultralopen is in opmars. Er is altijd die drang naar meer, dat is duidelijk aanwezig in onze maatschappij”, aldus de sportpsycholoog. Ook via sociale media krijgen we die prestatiedruk binnen. Het krioelt er van de filmpjes waarin marathonlopers hun ervaringen delen, vaak rooskleuriger voorgesteld dan de realiteit. Het is haast ‘vreemd’ als je geen marathon loopt. Een belangrijke factor is dan ook de validatie van de omgeving. Die drang naar validatie is vooral te merken op Strava, dé app voor duursporters. “Ik spreek zelf wel eens over het Strava-effect. Heel wat mensen zijn ook van het principe: Strava or it didn’t happen”, vertelt Arijs. “Mensen zijn teleurgesteld als ze hun training niet hebben opgenomen, omdat niemand dan hun sportprestatie kan valideren.” Maar een marathon lopen enkel en alleen voor de bevestiging van anderen, dat is volgens Arijs niet de juiste motivatie. “Ik hoop dat het nog altijd een persoonlijke beleving mag blijven, en dat je het niet alleen doet voor de likes, de shares en de aandacht. Sporten is zeker gezond, maar het mag geen verplichting zijn om jezelf sociaal te bewijzen. Trainingen van 5 of 10 kilometer zijn ook gezond en goed. Niet iedereen moet een marathon lopen.” Wilskracht Maar er zit nog een addertje onder het gras, volgens Arijs. “Helaas is er ook een stevige portie wilskracht aanwezig bij lopers. Ik hoor mensen vaak zeggen dat ze trainen tot ongeveer 30 kilometer, de laatste kilometers doen ze dan ‘op karakter’. Dat is naar mijn mening niet de juiste ingesteldheid.” Mensen gunnen zichzelf vaak ook niet voldoende tijd om zo’n prestatie neer te zetten. “Mensen willen dat trainingsschema zo snel mogelijk vervolledigen. Dat is een spijtige trend, die we ook bij heel wat professionelen zien. Nochtans heeft de duursport de hoogste gemiddelde leeftijd, omdat ook mensen op latere leeftijd nog kunnen pieken. Dus er is op zich geen haast bij. Maar vaak zie je dat mensen hun doel heel snel willen bereiken.” Daardoor schatten sporters zichzelf niet altijd even goed in. “Er zijn altijd mensen die het onderschatten en die zichzelf tegenkomen. Dat kan een waardevolle les zijn, waarvan ik vooral hoop dat mensen het daarna iets rustiger aan gaan doen”, vertelt Arijs nog. Maar net die onderschatting doet ook heel wat mensen de das om. “Velen geven op als het de eerste keer niet lukt. Terwijl ze het misschien allemaal te snel hebben willen doen. Een marathon kan perfect iets voor jou zijn. Maar gun jezelf de tijd om zo’n prestatie op een gezonde manier op te bouwen.” Het Helan Ziekenfonds interviewde me omtrent energiemanagement en hoe het ons kan helper vitaler te leven. Artikel is ook online beschikbaar op: https://www.helan.be/nl/magazine/mijn-gezondheid/fit-in-je-hoofd/energiemanagement/ [PDF artikel toegevoegd] Your browser does not support viewing inline PDFs. Click here to view the PDF. Peter Van Dyck van het Nieuwsblad interviewde me over de zin en onzin van 5 minuten workouts.
Kun je echt je conditie verbeteren door 5 minuten work-out?Elke week leggen we een gezondheidsclaim onder de loep. Werkt dat eigenlijk wel? Deze week: de 5 minuten work-out. “Tijdsefficiënt wondermiddel om fit te blijven” “Hetzelfde positieve effect als een uur matig bewegen” “Erg effectief voor je vetverbranding en spieropbouw” Het zijn allemaal claims die circuleren over de 5 minuten work-out. Van ultrakort intensief sporten zou je fysiek flink verbeteren. Maar is dat echt zo? Enkele jaren geleden werd een work-out van 7 minuten gepromoot, nadien werden het er 6 en nu zitten we al aan 5 minuten. Kun je in die beperkte tijd wel aan je conditie te timmeren? “Alles hangt af van de toestand waarin je eraan begint”, stelt professor Bart Roelands van de onderzoeksgroep Menselijke Fysiologie en Sportkinesitherapie van de VUB. “Hoe beter je getraind bent, hoe minder groot het effect zal zijn. Met de korte prikkels die de 5 minuten work-out je geeft, ga je je conditie niet verder optimaliseren. Maar als iemand die nooit sport ermee start, kun je dat enkel positief noemen. Iets doen is beter dan niets. Het is een goede tool voor mensen die te weinig tijd hebben om veel te bewegen, maar ideaal is het zeker niet. Er zullen altijd betere resultaten geboekt worden als je het combineert met langere cardiotrainingen. Beperk je je toch tot zo’n korte work-out, zie er dan op toe dat je erop vooruit gaat. Het aantal keren dat je kunt pompen, moet bijvoorbeeld toenemen of je maakt de oefening moeilijker door een gewichtje op je rug te leggen.“ “Ik merk toch een race to the bottom”, nuanceert sportpsycholoog en gezondheidscoach Cedric Arijs. “De vraag lijkt wel: hoe kunnen we een zo goed mogelijke work-out hebben in zo weinig mogelijk tijd? We moeten stilstaan bij het beeld van beweging dat je daarmee schept. Vaak wordt het tijdsgebrek aangehaald als argument, maar studies tonen aan dat we niet noodzakelijk te weinig tijd hebben. Het is een kwestie van perceptie: we hebben wel tijd, maar we verkiezen die anders te besteden. We gaan liever een uur voor tv zitten dan een uur wandelen.” Als psycholoog kijkt Arijs ook naar de motivatie. Zeker beginners vinden intensieve inspanningen eerder onaangenaam. “In studies die ook rekening houden met het mentale aspect zien we dat mensen die de work-outs op eigen houtje doen, dus niet onder begeleiding, minder intensief gaan bewegen dan voorgeschreven, waardoor de fysiologische effecten dus ook minder sterk worden. Op langere termijn zien we zelfs dat die mensen de korte work-outs niet zo lang volhouden. Dan denk ik: wat ben je met snelle resultaten als je de oefensessies niet volhoudt en ze dus even snel weer verdwijnen?” Wat is dan het alternatief? “Ik ben een grote voorstander van stapsgewijs opbouwen”, zegt Cedric Arijs. “Ik raad mensen ook aan om op zoek te gaan naar een activiteit die ze leuk vinden. Zo heb ik al mensen gehad die liefst teruggrijpen naar speelse bewegingen uit hun jeugd, zoals hoelahoepen en touwtjespringen. Mensen worden zó hard beïnvloed door marketing en sociale media. Dan zeggen ze: ‘Ik heb gelezen dat High Intensity Interval Training de beste methode is om af te vallen, maar is badminton ook oké?’. Het antwoord is volmondig ja.” De term is gevallen: High Intensity Interval Training (HIIT). De 5 minuten work-outs zouden daar een afgeleide van zijn. Maar zit HIIT niet anders in elkaar? Daar gaat het toch om intervaltrainingen waarbij je intensieve oefeningen afwisselt met rustmomenten? “Dat is inderdaad een ander principe”, bevestigt inspanningsfysioloog Bart Roelands. “Er zijn veel variaties mogelijk. De intensiteit hangt ook af van het soort oefeningen. Het draait bij 5 minuten work-outs, net als bij HIIT, om kortdurende inspanningen aan relatief hoge intensiteit. Het verschil is dat je bij HIIT die oefeningen herhaalt.” Welke oefeningen zijn intensief genoeg? Wat in de beschrijvingen van de 5 minuten work-outs vaak terugkomt, zijn opwarmingsoefeningen (zoals touwtjespringen), opdrukoefeningen, squats (hurken en weer opstaan), crunches (buikspieroefeningen en de plank) en burpees (combinatie van springen en opdrukken). Soms ook de trap oplopen. “Met burpees en touwtjespringen kun je op korte tijd je lichaam behoorlijk in het rood laten gaan”, oordeelt Bart Roelands. “De plank is dan weer niet intensief genoeg. Het probleem is ook dat je daar snel in evolueert. Al gauw kun je dat meer dan een minuut volhouden, maar dan neem je al direct een hap uit je vijf minuten. Met push-ups ga je je bovenlichaam wel versterken, maar raak je niet aan je cardiovasculair systeem, wat je wel hebt met rope skipping.” Klopt het dat 5 minuten intensief trainen hetzelfde effect heeft als een uur matig bewegen? “Dat is inderdaad een bewering die je soms hoort, maar ik denk dat er nog meer onderzoek nodig is om dat te kunnen staven”, luidt het antwoord van professor Roelands. Als het specifiek over vetverbranding gaat: door de extreme intensiteit zouden de korte work-outs daarvoor effectiever zijn dan de lange cardiotrainingen? “Dat betwijfel ik. Je gaat de stofwisseling wel versnellen, maar dat zal niet in vergelijking zijn met wat je met langdurige trainingen bereikt. Hetzelfde geldt voor de spieropbouw”, zegt de inspanningsfysioloog. Kun je het als een goed extraatje beschouwen op dagen dat je niet aan sporten toe komt? Bart Roelands: “Dat is dus ideaal. Hoe laat ik ook opsta, ik doe ’s ochtends altijd eerst oefeningen. Dan ben je eens zo wakker en gestimuleerd als je aan het werk gaat. Het voordeel is dat je het altijd en overal kan doen. De reclamepauzes tussen tv-programma’s duren al makkelijk vijf minuten. Gebruik die om even fysiek bezig te zijn, zou ik zeggen.” Cedric Arijs: “Als je een fervente sporter bent die vaak gaat lopen of fietsen, kan zo’n korte work-out een prima alternatief zijn op een regenachtige dag.” Zijn er door de hoge intensiteit risico’s op blessures? “Mensen die sukkelen met de gezondheid en bijvoorbeeld hartproblemen hebben, kunnen er beter mee oppassen”, stelt professor Roelands. “In dat geval zou ik toch eerst bij de behandelende arts aftoetsen of het wel een goed idee is. Het risico om de spieren te belasten, zal wel meevallen. Je moet zelf wat aanvoelen hoe ver je kunt gaan. Eerst goed opwarmen maakt alvast een verschil.” Conclusie? Voor wie totaal niet sport, kan een 5 minuten work-out een opstapje zijn naar meer. Zodra je het combineert met langere trainingen zul je veel betere resultaten boeken. Dus werkt het zoals beloofd? EERDER NIET Ik mocht meewerken aan de campagne 'Meer tijd voor sport' van Sport Vlaanderen om mensen te helpen actief te blijven/worden na hun loopbaan. Onderstaande tekst maakt deel uit van de campagnekrant.
“Je pensioen is niet het begin van het einde, het is het begin van nieuwe kansen” Zit jouw actieve loopbaan er (bijna) op? Proficiat! “Tijd voor welverdiende rust”, hoor je dan wel eens. Maar is dat wel zo? Voor de één komt er van rust weinig in huis: je moet je kleinkinderen opvangen of wil eindelijk die lang uitgestelde klussen eens aanpakken… De ander valt misschien in een zwart gat, omdat hij nog niet heeft nagedacht over het gepensioneerde leven. In beide scenario’s is nadenken over sport en beweging na je actieve loopbaan een goed idee. Welk type beweger ben jij? Misschien ben je nooit gestopt met bewegen? Of nooit echt begonnen? Mogelijk zit je ergens tussenin en was je vroeger heel actief, maar heeft je carrière of je gezin je wat doen stilvallen. Welk type je ook bent, het is nooit te laat om te (her)starten of iets nieuws te proberen. Ons lichaam heeft immers baat bij een leven lang zo divers mogelijk bewegen. Doe er je voordeel mee De voordelen van regelmatige lichaamsbeweging zijn haast eindeloos, maar ik beperk me even tot de drie belangrijkste: • Het houdt je spieren en botten sterk én kan helpen om je hersenen gezond te houden. Zo hou je lichaam en geest in topconditie en kan je nog lang zelfstandig actief blijven. • Met sport ontdek je nieuwe dingen. Dat houdt je geest scherp en helpt je levenslang nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Je pensioen is niet het begin van het einde, maar het begin van veel nieuwe kansen! • Veel bewegen verlaagt je stressniveau en verbetert je humeur. Speels, sociaal en stressvrij Hoe geef je sport en beweging concreet een plaats in je leven? Ik heb alvast drie suggesties. • Maak de tijd die je doorbrengt met je partner of kleinkinderen diverser, leuker en actiever. Fysiek actieve uitstapjes zijn vaak spannender, helpen je uit je comfortzone te stappen en versterken jullie band. Door actief te spelen met je kleinkinderen draag je niet alleen bij tot hun ontwikkeling, maar hou je ook jouw geest letterlijk en figuurlijk jong. • Of je nu lid wordt van een sportclub of gewoon gaat wandelen met vrienden: sport is een geweldige manier om nieuwe mensen te ontmoeten en vriendschappen te sluiten. Zo sla je twee vliegen in één klap: je blijft fysiek actief en legt tegelijkertijd nieuwe sociale contacten. Dit is zeker belangrijk als je met pensioen gaat en dus geen tijd meer doorbrengt met collega’s. • Je hebt een leven lang gepresteerd op je werk. Denk nu niet dat je dit ook op sportief vlak moet doen. Het loont niet om jezelf altijd te blijven pushen tot betere resultaten of constant te vergelijken met je oude niveau. Sport en beweging moet ook gewoon leuk zijn! Leg jezelf geen druk op. Wie toch graag een uitdaging zoekt, kan deze zeker vinden in een nieuwe activiteit. Wat dacht je van padel, krachttraining, golf, tuinieren, yoga, tai chi of boulderen? Al zin om erin te vliegen? Er zijn opties zat om na je loopbaan actief te blijven! Je kan je aansluiten bij een lokale sportclub, aankloppen bij een fitnesscentrum of inschrijven voor een sportinitiatiereeks in je gemeente. Train je liever alleen? Dan kan je natuurlijk wandelen of fietsen, maar er zijn ook veel online trainingsprogramma’s die je kunt volgen vanuit het comfort van je eigen huis. Het Helan Ziekenfonds vroeg me om tips te geven aan mensen die samenleven met huisgenoot met mentale problemen. [Artikel in PDF toegevoegd] Your browser does not support viewing inline PDFs. Click here to view the PDF. Aylin Koksal Fien Van Liedekerke interviewden me voor Knack omtrent de impact van sport en beweging op het mentale welzijn.
Originele bron: https://weekend.knack.be/human-interest/meer-endorfines-maar-ook-meer-gepieker-dit-is-de-impact-van-sport-op-je-mentale-welzijn/ Sport wordt vaak gezien als de heilige graal voor een gezond lichaam en geest. Maar is het werkelijk de one-size-fits-all oplossing voor een beter mentaal welzijn? ‘Je zou het niet verwachten, maar bij piekeraars die slechts af en toe sporten blijven negatieve gedachten net gemakkelijker hangen na een sportsessie.’ Beweeg jij om fitter of slanker te worden, of om je beter in je vel voelen? Het is voor dat laatste dat de Britse actrice Jameela Jamil onlangs haar nieuwe initiatief ‘Move for your mind‘ lanceerde, waarbij beweging niet als straf wordt gezien, maar als therapie. “Weg met die no pain, no gain-onzin. We doen het voor het goede gevoel dat je van sporten krijgt! We focussen ons alleen op ons brein, niet op het lichaam”, klinkt het in een recente aflevering van haar podcast IWeigh. Dat beweging en mentaal welzijn hand in hand gaan, is uiteraard geweten. Die claim krijgt heel wat bijval uit wetenschappelijke hoek: sport zou angstgevoelens en depressie verminderen en het zelfvertrouwen en cognitieve functie bevorderen. Ook wordt sport door therapeuten gezien als belangrijk hulpmiddel voor mensen die worstelen met hun geestelijke gezondheid. Zo pleiten onderzoekers van de Universiteit van Zuid-Australië ervoor dat lichaamsbeweging een belangrijke factor wordt bij de behandeling van depressie: een specifiek onderzoek toont zelfs aan dat fysieke activiteit 1,5 keer effectiever is dan therapie of medicatie. Maar is sporten werkelijk de heilige graal voor wie zijn mentaal welzijn wil verbeteren? Geen oplossing voor piekeraars Sportarts en geneesheer Wilfried Colmonts legt uit wat er op chemisch niveau in je brein en lichaam gebeurt als je gaat sporten. “Je hartslag neemt toe, wat zorgt voor een verhoogde bloedtoevoer naar je hersenen. Hierdoor wordt je brein meer blootgesteld aan zuurstof en voedingsstoffen die gunstig zijn voor je hersengezondheid, zoals proteïnen”, vertelt hij. “Ook je lichaam geeft dan stoffen vrij zoals dopamine en endorfine, die beschouwd worden als gelukshormonen. Deze feel-good stoffen helpen je brein bij het afvoeren van stoffen die je gestrest en angstig laten voelen.” Wil dat zeggen dat sporters over het algemeen gelukkiger zijn, dan mensen die zelden aan lichaamsbeweging doen? “Niet zo snel”, zegt professor Marie-Anne Vanderhasselt van de UGent. In een recent experimenteel onderzoek heeft ze onderzocht of sport piekergedachten kan verlichten. De resultaten zijn op z’n minst fascinerend: “Je zou het niet verwachten maar bij piekeraars die slechts af en toe sporten, blijven veel meer negatieve gedachten na de sportsessie hangen,” vertelt ze. “Een enkele keer of een paar keer sporten is voor piekeraars niet zo interessant: je zou regelmatig moeten bewegen om sneller en gemakkelijker van je stress af te komen.” Hoe komt dat? “Als je gaat sporten, activeer je je stresssysteem: je ademt sneller, gaat zweten, je hart klopt ook sneller. Je drukt in feite het spreekwoordelijke ‘gaspedaal’ dus in. Wanneer je klaar bent met sporten, kom je tot rust en druk je je ‘rempedaal’ in. Daar dient de nervus vagus voor: dat is een lange zenuw in het hele lichaam, die je brein verbindt met de rest van je lichaam”, vertelt Vanderhasselt. “Mensen die regelmatig sporten, hebben een getrainde nervus vagus en kunnen sneller op het rempedaal indrukken dan wie niet zo vaak traint. Regelmatig bewegen is dus de boodschap.” De schaduwzijde van Strava Het is ook belangrijk is dat je gaat sporten om de juiste redenen. Volgens sportpsycholoog Cedric Arijs, die mensen begeleidt die psychologische druk ervaren, ontstaat er veel stress wanneer je bijvoorbeeld gaat sporten om slanker of fitter te worden. “De laatste jaren is die druk sterk toegenomen.” Arijs gelooft dat dat verschillende oorzaken heeft. “De prestatiemaatschappij speelt zeker een rol. We vergelijken onszelf maar al te vaak met professionele atleten die hun brood verdienen met hun fysieke vaardigheden. Maar de meesten onder ons hebben fulltime banen, gezinnen en andere verantwoordelijkheden: het is dus onrealistisch om onszelf met deze topsporters te vergelijken.’ Ook sociale media en de overvloed aan fitness-apps dragen bij aan deze angst. ‘Het is niet te ontkennen dat we onszelf vaak vergelijken met anderen via deze apps en tools. Neem bijvoorbeeld Strava. Hoewel het enorm motiverend kan zijn en een gevoel van gemeenschap kan creëren, kan het ook stress veroorzaken omdat we (on)bewust er constant naar streven om sneller te rennen en beter te presteren”, vertelt de sportpsycholoog. “Los daarvan tonen studies aan dat wie enkel beweegt om slanker of fitter te worden op lange termijn net veel minder sport.” Strakzittende lycra-kleding In de podcast IWeigh bespreekt activiste en acteur Jameela Jamil dat de fitness community en sociale media ook toxisch kunnen zijn voor wie worstelt met zijn lichaamsbeeld. “Heb je al stilgestaan bij de fitnesskleding die vrouwen krijgen aangeboden? Het zijn bijna altijd stoffen die heel strak zitten, of gecropte bovenstukken die je lichaam en onzekerheden nog meer in de kijker zetten. Ik kan me voorstellen dat dat een trigger kan zijn voor wie daar moeilijk mee heeft. Dat neemt net alle plezier van sport weg.” Dat blijkt ook uit een enquête van The Gym Group onder 3.000 Britse deelnemers: 53% van de vrouwen durven niet te sporten uit angst om lycra-kleding te moeten dragen. Bovendien voelt 43% zich onzeker over het uiterlijk tijdens het sporten. 10.000 stappen per dag Een andere mentale belemmering is dat veel richtlijnen bestaan wat sport betreft: denk aan de 10.000 stappen per dag, een concept dat dateert uit de jaren 1960. Toen lanceerde een Japans bedrijf een van de eerste stappentellers genaamd Manpo-Kei, dat zich vrij vertaalt naar ‘10.000 stappen meter’. Al is het niet duidelijk waarom ze specifiek het nummer 10.000 kozen, wellicht klonk het destijds pakkend en werd het gezien als een ambitieus doel. In de loop der jaren werd dit nummer omarmd als richtlijn en groeide het uit tot de gouden regel voor wie een goede gezondheid wil hebben. “Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het logisch dat men met richtlijnen komt aandraven. Hun onderzoek moet een praktische vertaling kennen”, vertelt Arijs. “Maar vanuit psychologisch oogpunt zijn al die richtlijnen gewoon extra informatie waar we cognitief rekening mee moeten houden. Het leidt ons weg van het lichamelijk ervaren dat voor ons persoonlijk aangenaam aanvoelt. Het wordt ‘Ik moet nog 2.000 stappen halen’ in plaats van ‘Even mijn benen strekken om mij helpen m’n hoofd leeg te maken’.” “Veel mensen ervaren stress, teleurstelling en schaamte omdat ze die cijfers niet kunnen behalen. Het is dus belangrijk om terug te denken aan een moment waarop lichaamsbeweging je oprecht gelukkig maakte. Voor velen zijn dat herinneringen aan de kindertijd, zoals buitenspelen”, vertelt Arijs. Wellicht is het herontdekken van die speelse beginner-mindset the way to go: zodat je niet alleen de lichamelijke, maar ook mentale voordelen kunt halen uit beweging. Door Pieter-Jan Calcoen
Toen Mark van Bommel zondagmiddag na het 1-1-gelijkspel tegen Union de kleedkamer binnenstapte, stelde hij vast dat er tranen vloeiden bij verschillende spelers. Jelle Bataille stond dan weer de journalisten te woorden met trillende lippen - zo onderstoven was hij van wat zich net op de Bosuil had afgespeeld. Om maar te zeggen hoe groot de ontgoocheling was bij de Great Old. En da’s perfect te begrijpen - Antwerp stond op tien minuten van een historische dubbel -, maar tegelijk heeft het nog steeds als enige alles in eigen handen. Winnen op Genk en Antwerp is kampioen. In zijn nabespreking legde Van Bommel daar de nadruk op. “Er is nog een herkansing”, vertelde hij zijn spelers. “Die had ik in 2010 niet toen ik met Nederland de WK-finale verloor van Spanje. Ook al wordt het nu moeilijker, we kunnen het nog afmaken. Ik weet niet of de jongens me gehoord hebben…” Van Bommel probeerde zijn spelers dus meteen op te peppen, goed beseffend dat hij in de Cegeka Arena elf strijders nodig zal hebben om alsnog de titel te pakken - een punt zal wellicht niet volstaan. Maar is het überhaupt mogelijk om op één week tijd de knop om te draaien? “Wel als Antwerp vóór Union goed gewerkt heeft”, aldus sportpsycholoog Cedric Arijs. “Toen mocht niet uitsluitend de nadruk gelegd worden op het droomscenario - namelijk winst en een groot feest -, maar ook op de eventuele desillusie.” Volgens onze informatie is dat daadwerkelijk gebeurd in Deurne Noord. Dat bleek ook uit de interviews: geen enkele speler wilde het vel van de beer al verkopen. Uit zelfbescherming, maar evengoed uit realisme, want Union kloppen: doe het maar. Arijs vindt het positief dat de staf van Antwerp toegelaten heeft dat er in de vestiaire gehuild werd. “Vergelijk het met een fysieke cooling-down - dat is cruciaal om je spieren te laten herstellen. Emotioneel is dat net hetzelfde. Je mag dat niet onderdrukken, het is net nodig. Het is menselijk. Mocht je dat tegengaan, dan riskeert dat zich te wreken in de volgende wedstrijd. Dan kan er net nog meer spanning of druk zijn, terwijl je dat net wil vermijden. Het zal vanuit zichzelf al stresserend genoeg zijn.” “Het is nu zaak om de speler individueel aan te pakken”, aldus de sportpsycholoog. “Iedereen heeft nood aan een andere benadering. Maar voetbal is uiteraard in eerste instantie een teamsport. En dus moet Antwerp ook aan het collectief aandacht aan besteden. Bij die analyse is het belangrijk dat men abstractie maakt van het resultaat tegen Union. De prestatie an sich is ook van tel. Was het voetbal dat Antwerp bracht zoals ze wilden? Was de vechtlust aanwezig? Zijn er werkpunten? Daar kun je concreet mee aan de slag richting de volgende match.” Van Bommel was op dat gebied positief: “Ik kan de jongens niks verwijten. Ze hebben de discipline getoond om het plan uit te voeren. Onze ideeën waren goed. Behalve bij het tegendoelpunt - dat was zelfs geen kans, maar dat maakte niet uit - hebben we geen fouten gemaakt.” Ook de RAFC-coach zelf niet? Er was achteraf commotie over de wissel van Vincent Janssen. Hij moest met een pijntje naar de kant, maar Van Bommel bracht in zijn plek geen aanvaller, wel middenvelder Mandela Keita. Was dat louter een zet om de voorsprong te consolideren? En was dat wel verstandig? Van Bommel was het niet eens met die bedenking: “We zijn wel op zoek gegaan naar de 2-0. Het is trouwens niet zo dat het tegen een man minder automatisch makkelijker wordt. Het is soms zelfs moeilijker, want de tegenstander gaat anders voetballen.” Het moet gezegd: ook bij Van Bommel was het duidelijk zichtbaar dat hij een klap had gekregen. Dat wilde hij ook niet verbergen - “Het is lastiger dan vorige week, toen we na de dreun op Club alsnog goed nieuws kregen door het gelijkspel tussen Union en Genk” -, maar volgens Arijs is het niet nodig om nu plots te gaan doemdenken. “Als op voorhand de juiste dingen gedaan zijn, is het voor Antwerp perfect mogelijk om tegen Genk op te staan - ze hebben er de spelers en het niveau voor. Ik verwacht dat de batterijen opgeladen zullen zijn.” Het wordt deze week sowieso de boodschap van Van Bommel richting zijn spelersgroep: de landstitel ligt nog altijd binnen handbereik. Al is er in vergelijking met de eerste matchbal wel een groot verschil: lukt het tegen Genk niet, dan is het onherroepelijk voorbij. Er is geen tweede kans meer… |
In DE MediaAf en toe word ik gevraagd mijn opinie te geven of een gebeurtenis toe te lichten vanuit mijn expertises. Topics
All
ARCHIEF
June 2024
|
LOCATIES:
|
CONTACT INFO- Boek een afspraak -
MAIL: [email protected] TEL.: +32(0)496/34 73 80 (laat zeker een voicemail na) Inschrijven op de nieuwsbrief |